Groei&Bloei Grasplantaties en…

Grasplantaties en…

Grasplantaties en…

… een terugblik op April.

Met het raam op een kier ­– zo warm is het nog niet – kan ik de geluiden van deze herfstige lentedag binnenlaten: zacht nadruppen van de regen, een zingende merel, het geluid van voerende koolmezen, de tjiftjaf, koerende houtduiven (waarover later meer), het gelispel van de zwartkoppen en het geroffel van een grote bonte specht op één van onze Atlas ceders.

Door de lage temperaturen bloeit alles veel later en is het tuinwerk niet aantrekkelijk; mijn vrije momenten vielen vaak samen met buien, maar er viel tussendoor nog genoeg te kunnen en “moeten” doen. Even dreigde een hemelwaterafvoerprobleem als in 2015 waarbij de knollentuin vijf maanden lang een mijnenveld leek. Gelukkig is de schade beperkt gebleven en kon het binnen zes manuren worden verholpen. Rest nog een klein stukje straatwerk en het plaatsen van de doorspoeldop waardoor het water onder druk de hw-afvoerleiding af en toe een extra zetje kan geven.

De grasranden: gras groeit altijd waar je het niet wilt, maar het teveel dat op het iets te smalle pad groeide, amputeerde ik netjes om het verderop in kale stukken weer te hergebruiken. Het Brandkruid heeft stevige ellebogen en gapt tegen het eind van de zomer steeds een stukje van het grasveld weg. Ik oogste nu voldoende verse “stekken” die gewoon verplant konden worden en de grasplantaties kregen een waardige werkplek net als het Brandkruid.

Het Daslook blijft aan onze kant van de schutting gelukkig op zijn plek en ik waak ervoor dat het daar niet kan ontsnappen. Maar aan de zuidkant van de schutting is de vrijheid en blijkbaar warmer waardoor het look al vrolijk de zomer tegemoet groeit en bloeit. Het Driekantig look (Allium triquetrum) heb ik de wacht aangezegd, omdat ik ruimte nodig heb voor mijn Eenbes (Paris quadrifolia) en een Cyclamen hederifolium cultivar met vijfkleurig blad. Maar gelukkig ken ik iemand met veel ruimte in de tuin en een hang naar witte planten en bollen. Het stuk Arum italicum wordt te groot, daar moet de greep beslist onder; dat gaat echt weg. Ik ben wel weer te laat met Iris sibirica, maar wie weet lukt het me nog om een momentje te pakken om stukken af te steken en weg te geven.

Eén keer in de twee-drie jaar snoei ik de winterbloeiende kamperfoelies (Lonicera fragrantissima en purpusii). Ik zag de houtduiven al regelmatig landen in het weelderige groen, maar de dames heb ik toch teleur moeten stellen en de pruiken zien er nu wat kalend uit, en daar trekken ze hun snavels voor op. Het komt goed ladies: de komende twee jaar volgt een herkansing.

Het meisje met de parel van de knollentuin is - hoe kan het ook anders - de Parelstruik (Exochorda macrantha 'The Bride'.) Ze heeft net een aanzoek gekregen van de verlegen Tamarisk die de blos flink op de wangen heeft. Hun prachtige kleurenverbintenis kijkt nu vrolijk de kamer in. Alleen de knopjes van de Tamarisk moeten nog net iets verder open.

Verder nog wat plaatjes van het zeldzame rood binnen de knollentuin. De eerste is van de Amerikaanse Kornoelje (Cornus florida rubra) die torent (op weg naar vier meter) inmiddels boven het nu hemels geurende en uitgebreid bloeiende Tibetaanse (old habits die hard) Peperboompje uit. De bloemen van de kornoelje beginnen bruinrood en heel frommelig, zijn nu rood, maar worden later meer roze. En tenslotte het rood van een Pieris ‘Forest Flame’ dat in het voorjaar opvalt door het felrood uitlopende blad. Dit verkleurt na enkele weken wel via roze en geel naar groen. De rode uitlopers verschijnen ook later in het jaar nog wel, maar dan is de kleur minder intens.

Het is een heel verhaal geworden, maar de maand was lang en intens en voor ik wat vergeten ben of fout heb – ik kan de geplaatste tekst namelijk niet  aanpassen – stuur gerust een email naar: paldr353@gmail.com

Foto's bij deze tuinlog

Praat mee op groei.nl