Meer vogels in de tuin?

Meer vogels in de tuin?

Anna Kemp was jaren werkzaam bij de Vogelbescherming o.a. als vogeltuindeskundige. Ze deelt graag haar tips om het jaar rond een aantrekkelijke tuin te creëren voor vogels. Een handig ezelsbruggetje is het onthouden van de 3 V’s: voedsel, veiligheid en voortplantingsmogelijkheid. 

Vogelparadijs

Anna Kemp is jarenlang werkzaam geweest bij de Vogelbescherming Nederland, onder andere als vogeltuindeskundige. Zij en haar partner streken ruim twaalf jaar geleden neer in een boerderij in Sinderen, ver in de Achterhoek. Daar hebben ze het terrein om hun huis, toen een weiland, omgeturnd tot het vogelparadijs NatuurlijkBUITEN, met een theeschenkerij voor passanten. Anna: “In 2009 zijn we hier begonnen. Eerst zijn we gaan wonen en ervaren. Wat is er allemaal? Waar moeten we rekening mee houden? Waar schijnt de winterzon? Wat is het uitzicht? Het beste is alles eerst goed tot je te laten doordringen en dan pas plannen te maken. Want in de loop van het jaar veranderen omstandigheden, of je komt erachter dat wat je in eerste instantie had bedacht, beter niet kunt doen. Al tijdens het proces stel je weer bij en dat is goed.”

Voedsel, veiligheid en voortplantingsmogelijkheid

Maar hoe krijg je ook zoveel interessante vogelsoorten in een jaar naar je tuin gelokt? Nou, als je de tuin van Anna ziet, is dat gelijk duidelijk: maak er een gevarieerde dwaaltuin van. Een vogelparadijs bestaat uit verschillende biotopen, die van alles te bieden hebben aan verschillende vogels. Maar het belangrijkste is, benadrukt Anna, de 3 V’s: voedsel, veiligheid en voortplantingsmogelijkheid. “Voedsel betekent eten voor ouders en jongen. Elke vogel heeft een andere voorkeur. Maar vrijwel alle tuinvogels zijn op jacht naar eiwitten voor hun jongen en die vinden ze in bladluizen, insectenlarven en insecteneitjes, meestal op groene planten en in bomen. In het najaar en in de winter eten de meeste vogels zaden en bessen. Voor veiligheid hebben ze schuilplekken in dichte bosjes, hagen en heggen, liefst met doorns nodig en voor voortplantingsmogelijkheden nestelplekken. De veilige bosjes zijn meestal tegelijkertijd goede nestelplekken, net als wat hogere bomen met holtes.”

Variatie

En dan is er nog een overkoepelende V, namelijk die van variatie. Die gaat over zowel voedsel, veiligheid én voorplanting. Met een lekker afwisselende beplanting zorg je voor het interessantste leefgebied. “Breng gelaagdheid in je tuin met hogere bomen, middelhoge struiken en verschillende planten in allerlei hoogtes”, legt Anna uit. “Die diversiteit doet zoveel. Een tjiftjaf bijvoorbeeld, die houdt van dicht struikgewas. Dat krijg je als je struiken met doorns, zoals meidoorn of de hondsroos een paar keer snoeit, dan ontstaat er een ondoordringbare bosschage. Dat vinden ze fantastisch om tussen te nestelen en ze kunnen er prima schuilen tegen roofvogels en katten! Dichte bosschages kun je ook realiseren met gevarieerde klimplanten tegen pergola’s en schuttingen.”
Verder is variatie in bloei van belang. Zowel in het type bloemen, als in bloeitijd. Dan trek je een zo lang mogelijke periode verschillende insecten. Anna: “Je kunt al heel vroeg in het jaar beginnen met bloembollen. En de bloei van allerlei najaarsbloeiers loopt ver door, zolang er geen vorst is vaak tot half november nog wel. Ook bloeiende klimop trekt nog laat in het jaar talloze insecten en juist vroeg in het voorjaar draagt die als enige bessen. Snoei die plant dus niet te rigoureus.”

Plaagdierenvreters

“Mensen willen pinda's en graantjes buiten leggen en dat is ook leuk, om zo vogels te lokken,” zegt Anna, “maar ze zouden in je tuin juist zelf hun voedsel moeten kunnen vinden. Vogels eten bijvoorbeeld allerlei plaagdieren. Zo eten huismussen en mezen heel veel bladluizen. Dus die helpen je om je planten gezond te houden. Hetzelfde gebeurt met de kardinaalsmuts, die ziet er in het voorjaar op een bepaald moment ineens niet meer uit: helemaal vol spinsels met rupsjes. De heester lijkt een poos helemaal dood. Maar dan komen de vogeleieren uit en wordt de ene na de andere rups er door de vogelouders uitgevist en naar de jongen gebracht. Na een maand zie je niets meer van die schade, de struik herstelt zich helemaal.”
Als je vogels toch wilt bijvoeren, bedenk dan dat ze in de broed- en voerperiode eiwitrijk voedsel zoals rupsen, wormen, luizen, spinnen en andere insecten nodig hebben. Als de vogels de jongen groot hebben gebracht, dan gaan ze weer over op zaden. Anna: “Je ziet ze dan aan grasaren of een kaardenbol hangen, zoals het puttertje, die ook de zaden van een paardenbloem graag eet. Het zijn vooral de oliehoudende zaden die voedzaam zijn. Zoals de zonnebloempitten, koolzaad en raapzaad.” Dus wilde planten mogen ook blijven staan en in zaad schieten.
Laat in de herfst en winter de tuin voor wat-ie is, benadrukt Anna. “Vogels hebben er dan nog zoveel te vinden wat jij helemaal niet In de gaten hebt. Om en in die afgestorven planten krioelt nog van alles wat zij als voedsel kunnen meepikken. En ze vinden er zaden.”

Wilde weide

Een stuk gras is ook een must als je aan gevarieerde beplanting en bloei denkt. Anna: “Liefst laat je een deel wat hoger en maai je er alleen een paadje door. Je kunt zeker af en toe grasmaaien, maar doe het soms hier, dan weer daar. Als je het maait, krijg je madeliefjes, als je niet maait groeien ereprijs en klavers. Op zo’n wilde weide komen insecten af én zijn later dus zaden te vinden.”
Als je plaats hebt, leg dan een takkenril aan, adviseert Anna. Dat is een dubbele rij verticale stammen die een heleboel horizontaal snoeihout kunnen herbergen. Het is een mooie afscheiding van een tuingedeelte, maar ook een fantastische natuurlijke voedselplek voor vogels. Anna: “Wij hebben er eentje in de zon en eentje in de schaduw. Dat vormen twee heel verschillende biotopen. De donkere is vochtiger en trekt andere insecten. En ook bovenin - droger - en onderin - vochtiger - zit weer ander leven. Daar gaan vogels graag in frummelen om te zoeken naar eten. In het najaar zie je er allerlei zwammetjes op komen. Het is een eigen wereldje op zich.” Heb je geen plaats voor zo’n ril, dan voldoet ook een stapel snoeihout in een hoek.

Water

Ook is het belangrijk om water toe te voegen, raadt Anna aan. “Drinkgelegenheid is ’s zomers belangrijk voor vogels, maar ook voor insecten. Een waterbak met een bolletje mos waar de insecten op gaan zitten om water te drinken is zo leuk om te zien.” Als het even kan, neem dan een vijver, raadt Anna aan. “Daar komen ook weer andere vogels op af. We zien ze in onze vijver elke dag badderen en ’s avonds scheren de vleermuizen eroverheen, die een slokje water pakken en tegelijkertijd insecten eraf grijpen. De laatste jaren hebben we moedige waterhoentjes die komen broeden.”

Nestelplekken

Sommige mensen vragen zich af waarom er toch geen vogel bij ze in de tuin komt, maar dat kan er dus liggen aan dat er te weinig van de 3 V’s te vinden zijn. Een vogelkastje ophangen is sympathiek, maar zorg dan wel dat ook de rest van de tuin vogelvriendelijk is. “Liever laat je vogels zelf hun nestelplaats regelen”, aldus Anna. “Nu onze bomen wat ouder zijn geworden, vinden vogels zelf holtes om te nestelen. Ook zien we op de gekste plekken een nest gebouwd worden, zoals in een insectenhotel. Daar zat dit voorjaar een gekraagde roodstaart in met jongen. Verder heb ik ooit in een spontaan opgehangen decoratief takkenbosje een nest van een winterkoning gehad. Dat bedenk je van tevoren niet.”

Zelf kijken?
NatuurlijkBUITEN, Toldijk 11, 7065 AL  Sinderen (Gld), natuurlijkbuiten.nl

Vogelbosje

  • “Echt dé boom om in je tuin te zetten, die je ook kunt snoeien als-ie wat uit de klauwen groeit, is sporkehout, de vuilboom, Rhamnus frangula”, tipt Anna. “Die heeft heel lang een bijna onzichtbare bloesem waar talloze insecten op afkomen en hij ontwikkelt tegelijkertijd ook besjes. Dan zitten er tegelijk insecten en vogels op, en die vogels eten de besjes en beestjes. De rupsen van citroenvlinder en boomblauwtje die erop leven zijn eiwitrijk voedsel voor kool- en pimpelmees. De bessen vinden gretig aftrek bij houtduif, merel en zanglijster.
  • Ook de meidoorn (Crataegus monogyna) is fantastisch, al snoeit die lastig vanwege de doorns. “Als je er eentje vrij kunt zetten, dan is het sowieso een mooie struik, met prachtige bloesem en later rode bessen. Of je neemt een halfstam- of hoogstam-exemplaar. En meidoorn of een haag ervan biedt een biotoop voor kleine zoogdieren, vogels en insecten. Zwartkop, heggenmus, winterkoning en roodborst komen op de insecten in de meidoorn af. Vogels kunnen er vanwege de doornige takken goed schuilen en er gemakkelijk een nest in bouwen. In het najaar en winter worden de bessen gegeten door kramsvogel, koperwiek, merel en zanglijster.” 
  • In het boek Maak je eigen jungle van Katja Staring geeft Anna Kemp achterin talloze lijstjes van bomen, heesters, klimplanten, kruiden en tuinplanten die op allerlei manieren weer andere vogels trekken. Een paar tips nog: kies bloeiende kruiden als lavendel, salie, tijm, wilde marjolein en schermbloemen als fluitenkruid, pastinaak, dille, zevenblad, roomse kervel, venkel, wilde peen, inheemse bereklauw, engelwortel, koriander, selderij en lavas.
  • Heb je wat meer ruimte, dan kun je een bosje aanleggen met deze heesters:
    • Drents krentenboompje
    • Gelderse roos
    • Haagbeuk
    • Hazelaar
    • Hulst
    • Kornoelje (gele of rode)
    • Liguster
    • Meidoorn
    • Sporkehout (vuilboom
    • Veldesdoorn

Anna: “Wij snoeien een aantal struiken in zo’n bosje om de 8 tot 10 jaar flink terug. Niet alles tegelijk, maar steeds een gedeelte. Dan wordt zo’n bosje compacter. Van het snoeihout maakten we bijvoorbeeld een takkenril of pergola.”

Uit: Groei & Bloei november 2022
Tekst: Katja Staring, beeld: Martin van Lokven

Meer vogels in de tuin?