1. Biologisch tuinieren
Wie kiest voor biologisch wil het evenwicht in de tuin niet verstoren en gebruikt biologische producten. Biologische producten en planten worden op zo’n manier geproduceerd dat de natuurlijke kringloop zoveel mogelijk in stand wordt gehouden. Met nadruk op ‘zoveel mogelijk’. Zo mag een biologische kwekerij bijvoorbeeld wel potgrond met turf gebruiken. Kunstmest, bewortelingshormonen en chemische bestrijdingsmiddelen zijn echter taboe. Biologische producten kun je herkennen aan drie verschillende keurmerken.
Keurmerken Demeter of EKOkeurmerk
Op alle biologische producten die in de Europese Unie (EU) zijn geproduceerd staat het Europees biologisch keurmerk, herkenbaar aan het groene blaadje. Heeft een product het Demeter- of EKOkeurmerk, dan voldoet dit aan ten minste dezelfde eisen als een product met het Europees biologisch keurmerk. Als je een biologische plant koopt, kun je niet altijd aan de buitenkant zien of die biologisch is gekweekt, al zal een professional snel het verschil
ontdekken tussen een met kunstmest opgejaagde plant en een plant die de tijd heeft gekregen om rustig te groeien. Er zijn verschillende door controle-instantie Skal gecertificeerde biologische kwekerijen. Daarnaast zijn er tal van kwekerijen die niet door Skal zijn gecertificeerd, maar hun planten biologisch kweken of zelfs nog een stapje verder gaan.
2. Ecologisch tuinieren
Wie ecologisch tuiniert, wil het milieu zo min mogelijk belasten en heeft respect voor de samenhang tussen alles wat leeft. In de ecologie draait het om een goede balans tussen de mens en zijn omgeving. ‘Biologisch’ en ‘ecologisch’ worden vaak door elkaar gebruikt.
Toch gaat ‘ecologisch’ een stapje verder dan ‘biologisch’. Een voorbeeld: in een biologische tuin is het geven van dierlijke mest (zolang die niet afkomstig uit de bio-industrie) geen probleem. Maar in een ecologische tuin gebruik je liever compost van je eigen composthoop. Ook mogen er in de biologische teelt verschillende (niet-selectieve) bestrijdingsmiddelen worden gebruikt die voor de ecologische tuinier taboe zijn.
3. Biologisch-dynamisch
Ook ‘biologisch-dynamisch’ (ook wel afgekort tot BD) gaat een stapje verder dan ‘biologisch’. Biologisch-dynamische voedingsproducten hebben het Demeter-keurmerk. In de biologisch-dynamische land- en tuinbouw worden hogere eisen gesteld aan bijvoorbeeld de gebruikte mest en de omgang met dieren. De beweging heeft z’n wortels in de antroposofie en is gebaseerd op de ideeën van Rudolf Steiner (1861-1925). Je zou zijn visie holistisch kunnen noemen: land- en tuinbouwers, kwekers en tuiniers gaan een
samenspel aan met de processen in de natuur. Ze leggen niets van bovenaf op maar bewegen mee met deze processen en maken er deel van uit.
4. Duurzaam tuinieren
Letterlijk betekent ‘duurzaam’ iets wat lang meegaat, maar als het wordt gebruikt in relatie tot het milieu, heeft dit begrip een extra lading. Een duurzame tuin veroorzaakt geen vervuiling, geen uitputting van grondstoffen en verstoort de ecologie niet. Er worden zoveel mogelijk materialen hergebruikt. Is dat niet mogelijk, dan worden materialen gekozen die het milieu zo min mogelijk belasten.
5. Organisch
Organisch materiaal, organische meststoffen, een organische vorm. Als het over tuinen gaat valt dikwijls het woord ‘organisch’. Organisch materiaal en organische meststoffen zijn afkomstig van levende organismen en worden er ook weer door afgebroken. Met een
organische vorm wordt bedoeld dat de lijnen natuurlijk aandoen en niet recht of hoekig zijn. Organisch wordt wel eens verward met het Engelse organic, dat biologisch betekent. In vertaalde teksten worden deze begrippen vaak door elkaar gehaald, maar het is niet hetzelfde. Een pompoen bijvoorbeeld, is altijd organisch, maar niet elke pompoen is biologisch.
6. Permacultuur
De permacultuur is een methode om duurzame systemen te ontwerpen. Het kan op allerlei terreinen worden toegepast. Iemand die tuiniert volgens de principes van de permacultuur zal een eetbare tuin aanleggen waar geluisterd wordt naar de natuur. Sleutelbegrippen in de permacultuur zijn biodiversiteit, een gezonde bodem, weinig onderhoud, niet of nauwelijks water geven en planten gebruiken die elkaar voeden en versterken.
7. Biodiversiteit
De ideale tuin is een tuin die wemelt van het leven. Met een rijkdom aan plantensoorten, bloemen van het vroege voorjaar tot de late herfst, bestuivende insecten, bodemdiertjes, schimmels en micro-organismen. Een dergelijke tuin levert een bijdrage aan de biodiversiteit. Biodiversiteit is een parapluterm voor alle planten- en diersoorten die we op aarde hebben, maar in de praktijk betekent het nog iets meer. Al die verschillende soorten staan niet op zichzelf, ze zijn onderdeel van een systeem: je kunt niet zomaar een schakeltje weghalen zonder schade toe te brengen aan het geheel.
Tekst: Fransje van Dorp
Uit: G&B september 2020