Geholpen door het mooie droge weer heb ik de zwaar geworden Schijnhazelaar en Parelstruik gesnoeid, de wildgroei uit de Prunus gehaald en is de tuinposter weer zichtbaar, spotje voorzien van een nieuwe lamp en de tuinkamer in de avond kan opnieuw gaan leven. Ik halveer de Rode Valeriaan; na de tweede bloei is de vaart er wel uit en werd het een rommelig gezicht. De toppen van de Stermaagdenpalm zijn weggeknipt (sommige zaaddozen laat ik zitten). De Stermaagdenpalm was eerder dit jaar een stukje vaderlandse driekleur met Geitenbaard en Vingerhoedskruid. Na het snoeien komt er melk uit de wond net als bij Wolfsmelk.
Verder ben ik begonnen met de paardenbloemen uit het grasveld te steken. De tuinman doet bij ons altijd de enorme rozenpruik boven op de schutting evenals de Taxushaag, alles bij elkaar een klusje voor twee man gedurende een hele dag, want dan nemen ze gelijk de Blauwe Regen mee die in het voorjaar onze ‘armeluis’ Jacaranda vormt. De ontembare groeidrift heeft hem te groot en te breed gemaakt. Hebben we straks ook meer zon op ons zitje.
Ik ben begonnen de Monnikspeper af te leggen; een tak raakt de grond, bast eraf aan een kant, goede grond erop met twee tentharingen vastgezet, water gegeven en afwachten. De strijd tegen Haagwinde moet ik opgeven. De wildgroei vanuit de gemeentetuin is te groot en ik kom er gewoon niet meer bij. Wat ik zie rol ik op en het cirkeltje met blad krijgt een ontmoedigende spray op zijn kop.
Ondertussen sleutel ik verder aan mijn nieuwe koude bak. In februari al gekocht, maar door omstandigheden niet eerder tijd. Grote verrassing: de maatvoering is iets anders dan aangegeven in de folder, scheelt twee centimeter. Niet zo leuk als de hardhouten fundering al op maat is gezaagd en in de grond zit. Dat wordt knutselen op de vierkante centimeter.
Tot slot een plaatje van het 'Alpenviooltje' Cyclamen purpurascens die staat te geuren aan de voet van een van onze beuken en als laatste invallend licht op de toverlantaarn van de Blauwe Haagwinde.